-
1 nettoyer
nettoyer [netwaajee]♦voorbeelden:1 nettoyer à sec • chemisch reinigen, stomense faire nettoyer au poker • uitgekleed worden bij het pokerenv1) schoonmaken, reinigen2) ontruimen, leegmaken3) verkwisten -
2 rincer
rincer [rẽsee]〈 werkwoord〉1 (om-, uit)spoelen2 〈figuurlijk; informeel〉 uitkleden ⇒ zijn geld afhandig maken ⇒ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 afdrogen♦voorbeelden:v1) (om-, uit)spoelen2) ruïneren -
3 débarrasser
débarrasser [deebaaraasee]1 opruimen3 afruimen♦voorbeelden:débarrasser qn. de son argent • iemand zijn geld afhandig maken→ plancher1 zich ontdoen (van) ⇒ uittrekken, uitdoen♦voorbeelden:1 se débarrasser d' une affaire • een zaak afschuiven, afstotendébarrassez-vous • wilt u uw jas niet uitdoen?1. v1) opruimen3) afruimen2. se débarrasser (de)vzich ontdoen (van), uittrekken -
4 débarrasser qn. de son argent
Dictionnaire français-néerlandais > débarrasser qn. de son argent
-
5 nettoyer qn.
nettoyer qn.
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский